Opzet van het onderzoek naar Ultimaflor
We hebben voor dit onderzoek 2 groepen benadert: een groep particuliere paardenhouders en een groep professionals (zoals therapeuten, dierenartsen en stalhouders).
Iedere deelnemer vulde zowel aan het begin als aan het eind van de test een vragenformulier in. Ze gaven daarbij scores aan verschillende onderdelen van de gezondheid, maar er was ook ruimte voor opmerkingen.
Niet alle deelnemers hebben beide formulieren ingevuld, deze zijn uit het onderzoek gehaald. Daardoor bleven er in de particuliere groep 42 paarden over, in de professionalsgroep 23. In totaal zijn er 65 ingevulde voor- en nametingen.
De groepen
De paarden verschillenden in geslacht, leeftijd, gewicht en ras.
De paarden kregen Ultimaflor door (een deel van) hun normale eten.
Grofweg zijn er, naast de uitsplitsing in particulier en professionals, 2 groepen paarden geselecteerd: 1 met klachten en 1 zonder klachten.
Eetlust
Een belangrijk onderdeel van het onderzoek was de smaakacceptatie van Ultimaflor.
Het grootste gedeelte van de eigenaren gaf aan geen veranderingen in de eetlust in hun paard te hebben gemerkt. Een klein gedeelte gaf aan dat hun paarden het voer met Ultimaflor erdoorheen zelfs beter en met meer smaak aten.
6 eigenaren gaven aan dat hun paard eerst even moest wennen en dat het na een aantal keer goed gegeten werd. Slechts 4 eigenaren gaven aan dat hun paard aanzienlijk minder eetlust had en het echt vies vond.
Gezondheid
Gezondheid is een lastig begrip om te meten. Voor dit onderzoek maakten we gebruik van een schaal van 1 (zeer ernstig) tot 5 (niet erg zorgelijk). In zowel de particuliere als de professionals groep lijkt na afloop van de test de algemene gezondheid iets toegenomen.
De genoemde veranderingen waren overwegend positief. Een opvallend grote groep gaf aan dat de vacht er beter uitzag: de paarden zaten goed in hun vel en de vacht glansde.
Bij een groep paarden werd geen verandering opgemerkt. Door de aard van de klachten van deze paarden zou de korte duur van de test (4 weken) wellicht meespelen.
Bij 8 van de 65 paarden werd een negatieve verandering gemerkt. Het ging hier vaak om spijsverteringklachten die erger werden, zoals buikpijn of dunne mest.
Een theorie is dat er bij deze paarden sprake was van een dysbiose (een verstoring van de balans van de darmflora) in het de darm. Om deze reden is in ons Darmprotocol Ultimaflor dan ook de laatste stap: de darmen worden in de eerste stappen voorbereid op de probiotica en op het herstel.
Mest
Ook de vorm en soort mest hebben we vóór en na de test opgevraagd: de mest kon aan de hand van afbeeldingen benoemd worden als ‘normaal’, ‘diarree’, ‘geconstipeerd’, ‘wormig’ of ‘wisselend, staat niet op de afbeelding’. De meeste paarden hadden wisselende, normale of dunne mest.
Na de test was er een toename in de categorie ‘normale ontlasting’.
Gedrag
Bij de meerderheid van de paarden werd geen gedragsveranderingen gemerkt. Bij 27 paarden werd wel een gedragsverandering gemerkt. Waar die uit bestond liep erg uiteen, waaronder: energieker, alerter, rustiger van het hooi eten, relaxter, baziger, sneller geïrriteerd, liever voor mensen en kudde, vrolijker. Het grootste gedeelte van de gedragsveranderingen kan worden aangemerkt als positief, een kleiner gedeelte als negatief.
Het is bekend dat darmgezondheid een niet te onderschatten aandeel heeft in hoe een dier zich voelt en daarmee ook hoe hij zich gedraagt. Hoe middelen dit proces kunnen beïnvloeden is nog niet helemaal bekend.
Toediening
Door de test hebben we ook inzicht gekregen hoe mensen dit middel ervaren in gebruik. We hebben onder andere feedback gekregen over het maatschepje en gebruiksaanwijzing, die hebben we dan ook verbeterd!