EHV4 is voornamelijk veroorzaker van de verkoudheidsvorm en komt met name bij jonge paarden regelmatig voor. Koorts, neusuitvloeiing, verminderde eetlust, ademhalingssymptomen en/of dikke benen kunnen voorkomen bij deze vorm, maar niet altijd zijn er klinische symptomen waar te nemen.
Meestal zijn de paarden met 10 dagen weer beter, echter door het verzwakte immuunsysteem zijn ze deze periode wel weer vatbaarder voor andere ziekteverwekkers. Bij een infectie met EHV4 zijn er bijna nooit ook abortus en/of neurologische verschijnselen aanwezig.
De variant die een stuk gevaarlijker is, is EHV1. Vaak is EHV1 de oorzaak van een abortus bij de merrie of een zeer zwak geboren veulen (dat vaak ook sterft).
Deze variant kan ook neurologische verschijnselen geven. Meestal begint dit met een wat slappere staart en ataxie, maar er kunnen ook ernstigere verlammingsverschijnselen optreden. In de meeste gevallen zijn alleen de achterbenen aangetast, maar in de hele ernstige gevallen kunnen ook de voorbenen meedoen.
Alle paarden in Nederland komen regelmatig met deze virussen in contact, maar gelukkig komt de neurologische variant slechts incidenteel voor (bijna alle paarden met EHV4 en 20-40% van de paarden met EHV1).
De verspreiding van virussen vindt voornamelijk plaats door direct contact tussen paarden, maar in principe kan het virus ook door de mens via kleding en handen worden overgedragen als deze van het ene naar het andere paard gaat. Door goede en strenge hygiëne, zoals handen wassen en schone kleding en schoenen aantrekken, kan deze vorm van overbrengen worden voorkomen. Het passeren van paarden op straat, bij wedstrijden of in het bos is vaak geen mogelijke bron van besmetting wanneer er maar géén direct contact plaatsvindt. Vanzelfsprekend moeten zieke dieren apart gehouden worden om verdere besmetting te voorkomen.
Om een besmetting met EHV te bevestigen, moet er een neusswab en eventueel een bloedonderzoek door een dierenarts gedaan worden. Als er een abortus heeft plaatsgevonden, moeten de verworpen vrucht en de placenta worden onderzocht.
Er is een vaccin tegen Rhino beschikbaar, deze biedt echter niet tegen alle varianten van het virus bescherming. Bij de verkoudheidsvorm kan vaccineren een vermindering van de luchtwegklachten geven.
Een drachtige merrie vaccineren, bijvoorbeeld op een al eerder besmet bedrijf, kan zinvol zijn mits de merrie wel 4x per jaar gevaccineerd wordt. Helaas is de werkzaamheid van een Rhino-vaccinatie om abortus te voorkomen niet zeker.
Het vaccin biedt géén bescherming tegen de neurologische variant.
Regulier zijn er verder geen behandelwijzen mogelijk.
Zoals gezegd, remt het aminozuur Lysine de vermeerdering van herpesvirussen en verhoogt het de weerstand. In periodes van verminderde weerstand en verhoogd risico op besmetting met herpesvirussen kan het dus erg zinvol zijn om je paard te ondersteunen met een Lysine supplement.
De vorm waarin Lysine wordt aangeboden, bepaald de kwaliteit. De natuurlijke vorm heet L-lysine en is het meest geschikt om op te nemen voor het lichaam.
Daarnaast is het aan te raden om voor een compleet supplement te kiezen waar ook Vitamine B6 en Vitamine C in zitten. Dit zijn cofactoren voor de opname en de intracellulaire werking van L-Lysine, hierdoor wordt de L-Lysine beter gebruikt.