De lichamen van mens en paard als atleet verschillen op veel punten, maar vertonen op fysiologisch gebied in grote lijnen toch een zekere overeenkomst. Mens en paard zijn beiden geschapen voor activiteit. Ook de mens moest eens lopen om te overleven. Voor de mens is er sindsdien veel veranderd. Van het lichamelijke vermogen van het paard wordt nu in de sport gebruikgemaakt, dat is nu zijn bestaansrecht. Bij de mens ligt dat anders. Ondanks dat hij van nature gemaakt is om arbeid te verrichten is hij min of meer vervreemd van deze natuurlijke behoefte doordat hij zijn geestelijke vermogens steeds meer heeft ontwikkeld. De mens van deze tijd ontleent zijn bestaansrecht voornamelijk aan zijn geestelijke vermogens. Dat onderscheidt de mens van het paard.
Een fysiotherapeut vertelde mij laatst dat veel knie- en heupproblemen, vooral slijtage, voortkomen uit het feit dat mensen hun gewrichten niet meer in hun totaliteit gebruiken. Wij maken vaak niet meer optimaal gebruik van ons bewegingsapparaat, waardoor bepaalde delen van onze gewrichten ongebruikt blijven. De ‘ongebruikte’ delen gaan vastzitten en worden artrotisch, ze gaan als het ware roesten. Bij stammen waar mensen nog grote delen van de dag in kleermakerszit zitten of op hun hurken in de rivier de was doen komt slijtage in knieën en heupen niet of veel minder voor.
“De ketting is zo sterk als de zwakste schakel”
De sterke behoefte aan presteren op fysiologisch gebied heeft die sport door de jaren heen ontwikkeld. Dit kwam voort uit het gevoel van de mens om beter en sneller te willen zijn dan zijn tegenstanders, het gewaardeerd willen worden, winnaar willen zijn. Om dit te kunnen ontwikkelen is kennis en inzicht nodig op het gebied van trainingsleer. Hierover vertel ik de volgende keer meer.