Bloedwormen bij het paard (strongyliden)
De levensloop van de kleine en grote bloedworm, buiten het paard, is hetzelfde. Eitjes van bloedwormen komen met de mest op de weide, een larfje kruipt binnen enkele dagen uit het eitje en ontwikkelt zich op de weide tot een infectieus larfje. Deze ontwikkeling tot larve gebeurt alleen op de weide en gaat optimaal bij warm vochtig zomerweer. Paarden op een zandpaddock of die op stal staan zullen geen bloedworm infectie oplopen, immers de condities zijn ongunstig voor de ontwikkeling van infectieuze larfjes.
Tijdens het grazen neemt het paard infectieuze larfjes op. Onder koele, vochtige weerscondities kunnen infectieuze larfjes tot 6 maanden overleven op de weide! Bij droog en warm weer is de levensduur van een larfje op de grond een stuk korter. Om de kans om opgenomen te worden te vergroten, verplaatsen larfjes zich bij vochtig weer langs de grashalm naar boven. Na opname vindt binnenin het paard de verdere ontwikkeling van larve tot volwassen worm plaats. De ontwikkeling binnen het paard verloopt bij grote en kleine bloedwormen verschillend!
Bij mestonderzoek wordt naar bloedwormeitjes gezocht. Omdat de eitjes van de kleine en grote strongyliden niet van elkaar kunnen worden onderscheiden, wordt het totaal aantal strongylide eitjes vermeld op het uitslag formulier. Aan de hand van de wormeitelling krijg je advies om wel of niet te behandelen.
Levenscyclus kleine bloedworm
In totaal worden 50 soorten beschreven binnen de groep van kleine bloedwormen, kleine strongyliden of Cyathostomina. Er zijn maar 10 – 12 soorten veel voorkomend. De volwassen kleine bloedwormen worden gevonden in de dikke- en blinde darm van paarden van alle leeftijden, behalve bij pasgeboren veulens. Als infectieuze larfjes door het paard worden opgenomen, penetreren ze bij aankomst in de dikke darm onmiddellijk in het darmslijmvlies. Na een ontwikkelingsperiode van minimaal 6 weken (de pre-patent period) in zowel het darmslijmvlies als de darminhoud vinden we volwassen eitjes leggende wormen in de darmen. Larven kunnen ook enkele maanden rondkruipen in de darmwand. Omdat ze zich steeds verplaatsen, weet het afweersysteem van het paard zich veelal geen raad met deze indringers, met als resultaat een ontstoken darmwand. Dit geldt met name voor jonge paarden.
Kleine bloedwormlarven hebben de unieke eigenschap dat ze tijdelijk een soort winterslaap kunnen houden waarbij ze worden ingekapseld in de darmwand. Of een larfje een ‘winterslaap’ houdt of zich direct tot volwassen worm ontwikkeld is afhankelijk van vele factoren: leeftijd van het paard, seizoen, weerstand van het paard etc. De larfjes kunnen zo tot 3 jaar ingekapseld blijven zitten, wachtend op de kans om zich tot volwassen worm te ontwikkelen. Als er een signaal komt vanuit het darmlumen dat er geen of onvoldoende volwassen wormen meer zijn, gaat een aantal larfjes vanuit de wand naar het darmlumen. Daar ontwikkelen ze zich binnen een korte periode tot volwassen worm en gaan eitjes leggen.
Ziektebeeld
Soms is de migratie vanuit de darmwand zo massaal, bijvoorbeeld na een ontworming, dat grote gedeeltes van het dikke darmslijmvlies kapot gaan door de larven die zich een weg banen vanuit de darmwand naar het darmlumen. Zulke paarden zijn ziek, krijgen heftige diarree, met vaak een fatale afloop. Bij deze paarden zullen er geen eitjes in de mest te vinden zijn, omdat de volwassen wormen door de voorafgaande behandeling zijn gedood terwijl de jonge larven nog niet in staat zijn om eitjes te produceren. Het spreekt voor zich dat een dergelijke situatie voorkomen moet worden. Bij optreden van acute diarree door wormen adviseren wij met klem om je eigen dierenarts te contacteren.
Behandeling
Wormmiddelen met ivermectine zijn de eerste keus bij besmettingen met bloedwormen. Omdat paarden tot 5 – 6 jaar extra gevoelig zijn voor ingekapselde larfjes adviseren wij om dieren van deze leeftijd die in het najaar in besmette weides hebben gelopen in november-december preventief te behandelen met moxidectine. Andere wormmiddelen zijn niet actief tegen de ingekapselde stadia. Het is handig om dit combineren met een behandeling tegen lintwormen en horzellarven. Andere wormmiddelen zijn niet actief tegen de ingekapselde stadia.
Spoelwormen
Levenscyclus
Spoelwormeitjes, met daarin al vaak een larfje, kunnen het gehele jaar worden opgenomen. Aangekomen in de darm kruipt het larfje uit het eitje, dringt door de darmwand, en komt in de lever terecht. Na passage door de lever gaan de larven, via de bloedbaan, naar de longen. Afhankelijk van de hoeveelheid larven kan een ernstige longontsteking ontstaan. Let wel, als er een vermoeden is van een longontsteking als gevolg van een spoelworminfectie zullen er geen spoelworm eitjes in de mest worden gevonden, er zijn immers nog geen volwassen wormen in de darmen!
Vanuit de longen worden de larven via de luchtpijp opgehoest en doorgeslikt. Bij terugkomst in de dunne darm, vindt de laatste vervelling plaats tot de volwassen worm. Bij aanwezigheid van een groot aantal volwassen wormen, kan een (gedeeltelijke) verstopping van de dunne darm ontstaan. In deze situatie vinden we natuurlijk wel een groot aantal eitjes in de mest. Paarden bouwen snel weerstand op tegen spoelwormen. Spoelwormen worden daarom zelden bij paarden ouder dan 2 jaar gevonden. Het is een infectie van veulens en eenjarige dieren.
Resistentie
Onderzoek aan de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht heeft aangetoond dat 63% van de spoelwormen aanwezig bij Nederlandse veulens resistent zijn tegen ivermectine, het actieve bestanddeel in veel gebruikte wormkuren als bijvoorbeeld Eraquell, Eqvalan, Noromectine en Equimectine. Het is van groot belang om te weten of ook jouw veulens te maken hebben met resistente spoelwormen. Laat hiervoor een mestonderzoek uitvoeren.
Bestrijding van spoelwormen
De bestrijding berust vooral op het laag houden van het aantal eitjes dat via de mest van besmette paarden op de weide komt én op het voorkomen van schade door spoelwormen aan darmen, longen en lever. De meeste infecties zien we bij veulens van 4 maanden en ouder.
Controleer bij veulens vanaf 4 maanden ongeveer elke 2 maanden of er spoelwormeneitjes in de mest aanwezig zijn. Bij een positief mestonderzoek raden wij aan om te ontwormen met een product gebaseerd op pyrantel of fenbendazole. Beide middelen werken slechts tegen de volwassen eitjes leggende wormen, niet tegen zich ontwikkelende larven.
Aarsworm/aarsmaden
Er wordt vaak melding gemaakt dat er wormen op de mest worden gevonden ondanks dat er vaak ontwormd wordt. De wormen worden dan spontaan uitgescheiden met de mest. Onder Nederlandse omstandigheden spelen aarsmaden geen grote rol. Let wel, er zijn ook andere oorzaken die jeuk aan de staartbasis kunnen veroorzaken. Indien jouw paard overmatig schuurt en krabt aan de staartbasis raden wij aan contact op te nemen met je dierenarts. Doordat de eitjes niet in de mest worden afgezet maar op de huid rond de anus, zullen er bij mestonderzoek niet vaak eitjes worden gevonden. De effectiviteit van ivermectines is nogal eens onvoldoende tegen aarsmaden, en na behandeling kunnen deze wormen nog steeds op de mest gevonden worden!
Veulenworm
Ziektebeeld
Ziekteverschijnselen die gezien worden bij jonge veulens tot ongeveer 1 maand zijn diarree, sufheid, gewichtsverlies en geen melk willen drinken. Gelukkig zien we zulke infecties heel weinig. De aanwezigheid van de karakteristiek dunwandige eitjes met daarin een larfje bevestigt de infectie. Een hoge eiuitscheiding kan ook worden gevonden bij oudere veulens maar zo’n infectie is vrijwel altijd zonder symptomen. Indien je een ernstige veulenworminfectie vermoedt adviseren wij om direct contact op te nemen met je eigen dierenarts om zo snel mogelijk een behandeling in te zetten. Bij mestonderzoek worden ook veulenwormeitjes geteld, en kan eventueel een advies voor behandeling worden gegeven. Als je wilt weten of je veulen besmet is met veulenwormen adviseren wij om vanaf 10 dagen mest van het veulen in te sturen. Goede stalhygiëne is essentieel om ernstige infecties te voorkomen. Dit houdt in het dagelijks verwijderen van de (veulen)mest, de stal droog houden en het regelmatig vervangen van het strooisel.
Lintwormen
De volwassen paardenlintworm verblijft gewoonlijk rond de overgang van dunne darm naar blinde darm, waar het een ontsteking veroorzaakt met als mogelijk gevolg koliek. In Nederland is slechts één soort van belang; Anaplocephala perfoliata. Dit is een korte, geel/groene lintworm met een driehoekig lichaam. De volwassen worm varieert in lengte van drie tot acht centimeter. De kop van de lintworm is uitgerust met vier haken waarmee de parasiet zich stevig aan het darmslijmvlies van zijn gastheer kan bevestigen.
Levenscyclus
De lintworm heeft een indirecte levenscyclus. Dit betekent dat een tussengastheer is vereist om zich te kunnen ontwikkelen. De tussengastheer van de lintworm is een vrij levend grasmijtje, dat lintwormeitjes opeet vanuit de mest. Dit mijtje komt in zeer grote aantallen voor de op de weides en wordt vaak zelfs in hooi en stro gevonden. De met lintwormlarfjes besmette grasmijtjes worden tijdens het grazen door het paard opgenomen. De larfjes ontwikkelen zich dan binnen 6-10 weken tot volwassen lintwormen. Oude vervilte weides zijn een risicofactor omdat hier veel grasmijtjes leven.
Symptomen
Lintworminfecties vormen een risico voor de gezondheid van je paard. Een paar lintwormen is helemaal geen probleem en ook bijna niet te voorkomen. Zwaardere lintworminfecties kunnen verschillende soorten koliek veroorzaken. Paarden kunnen vage koliekklachten laten zien, over een periode van meerdere weken, waarbij de koliek aanvallen steeds heftiger worden en vaker optreden. Soms kan het dier een acute ernstige koliekaanval krijgen, vaak als gevolg van een slag in de darm. Meestal zien we een milde koliek als gevolg van een lintworminfectie, doordat voedsel de overgang van dunne- en dikke darm trager passeert. Door het ophopen van voedsel raakt de darm ter plekke overrekt. Door de specifieke en relatief kleine voorkeurslocatie van de lintwormen, namelijk de overgang dunne naar dikke darm, komen lintwormen vaak in trossen voor.
Diagnostiek
Doordat lintwormen de eitjes in pakketjes afzetten, is mestonderzoek niet geschikt voor het aantonen van lintwormen. Soms vinden we lintwormeitjes met regulier mestonderzoek, maar dit zijn eigenlijk toevaltreffers. Het enige dat je dan mag concluderen is dat het paard lintwormen heeft. Aan de andere kant geldt, dat als er geen eitjes te zien zijn in de mest we niet kunnen stellen dat het paard geen lintwormen heeft. Doordat de lintworm de eitjes in pakketjes uitscheidt, is er ook geen verband tussen eventueel gevonden lintwormeitjes en de ernst van de lintworminfectie. Zoals dat wel het geval is met de andere maagdarmwormen.
De nieuwe EquiSal Lintworm test toont lintwormen aan op basis van de immuunreactie van het paard. Als er lintwormen aanwezig zijn, produceert het immuunsysteem (heel specifieke) antistoffen tegen lintworm in het speeksel. De EquiSal Lintworm test toont deze specifieke antistoffen aan. Er is daarbij een direct verband tussen de hoeveelheid antistoffen in het speeksel en de hoeveelheid aanwezige lintwormen.
Lintwormen
Paardenhorzels
De volwassen paardenhorzel is een bruine harige vlieg met slechts één paar vleugels van ongeveer 2 cm grootte. In de zomermaanden zien en horen we volwassen paardenhorzels, die sterk lijken op bijen, vaak rond paarden zoemen. Vrouwelijke vliegen leggen hun gele eitjes op de voorhand van het paard. Elke vlieg legt ongeveer 1000 eitjes. Het paard likt de eitjes op. Vervolgens komen larven uit de eitjes in de mondholte, waar ze het mondslijmvlies binnen dringen. Na een verblijf van enkele weken verplaatsen de larven zich naar de maag en haken zich daar vast aan de maagwand en blijven daar gedurende de winter. In het late voorjaar maken de larven zich los van de maagwand en verlaten met de mest het lichaam. De larven kruipen vanuit de mest in de aarde en na een aantal vervellingen verschijnt de volwassen vlieg en begint de cyclus opnieuw
Symptomen
Meer dan 50% van de Nederlandse paarden is geïnfecteerd met paardenhorzel larven, echter de infectie veroorzaakt meestal geen symptomen. Heel soms kunnen paarden een lichte ontsteking van het mondslijmvlies vertonen kort na opname van een groot aantal eitjes. Bij een zeer zware besmetting, die vrijwel nooit voorkomt, kan de overgang van de slokdarm naar de maag (gedeeltelijk) geblokkeerd zijn en kan het dier moeilijk voedsel opnemen. De aanwezigheid van de horzellarven kan niet met mestonderzoek worden aangetoond.
Bestrijding van horzellarven
Als een paardeneigenaar wil behandelen tegen horzellarven, omdat er bijvoorbeeld veel eitjes waren te zien op de vacht, adviseren wij om dit te doen na de eerste nachtvorst. Door de nachtvorst sterven de vrij levende horzellarfvliegen en is het risico op herinfectie na behandeling van het paard afwezig. Veelal is een specifieke behandeling niet vaak nodig voor horzellarven.
Leverbot
Levenscyclus
De volwassen leverbot leeft in de galgangen van de lever en produceert karakteristieke eitjes die met de mest worden uitgescheiden. Afhankelijk van de omgevingstemperatuur en de aanwezigheid van water, ontwikkelt zich binnen 3 weken een larfje die in het water zwemt en actief op zoek gaat naar de tussengastheer; een zoetwaterslakje. Het larfje dringt de slak binnen en gaat zich in het slakje vermenigvuldigen en ontwikkelt zich verder tot een volgend stadium, de zogenaamde cercariae. Deze cercariae kruipen uit de slak en zijn dan besmettelijk voor het paard. We noemen ze dan metacercariën. De metacercariën kunnen verschillende maanden infectieus blijven. Na opname doorboren de jonge larfjes de darmwand en kruipen naar de lever waar ze dan enkele weken rondkruipen alvorens in de galgangen te belanden. De volledige cyclus duurt minimaal 4 -6 maanden. Veel paarden hebben van nature weerstand tegen leverbotten. Hoewel de paarden wel geïnfecteerd kunnen zijn, zijn ze goed in staat de parasieten te immobiliseren en vervolgens uit te scheiden.
Symptomen
Door de van nature hoge weerstand zijn er vaak geen duidelijke klinische verschijnselen. De symptomen zijn veelal aspecifiek: vermagering, verminderde eetlust, doffe vacht, bloedarmoede, diarree etc. Jonge paarden zijn vaker geïnfecteerd dan volwassen dieren. Het blijkt dat leverbot infecties vaak worden aangetroffen bij paarden die veel andere maagdarmwormen (spoelwormen, bloedwormen etc.) bij zich dragen. Heb je daarom een vermoeden van leverbot laat dan de mest altijd onderzoeken.
Diagnose
De diagnose van leverbot is niet eenvoudig te stellen. Een juiste beoordeling van factoren die de weidebesmetting bepalen zoals vochtigheid, temperatuur en voorgaande begrazing door herkauwers al dan niet geïnfecteerd met leverbot is van groot belang. Deze voorgeschiedenis in combinatie met het bloedonderzoek op leverenzymen, een mestonderzoek en het klinisch beeld van het paard zal tot een waarschijnlijkheidsdiagnose leiden. Mestonderzoek, mits goed uitgevoerd met een voldoende hoeveelheid mest en met de juiste techniek, kan de diagnose bevestigen door het aantonen van de leverboteitjes. Bij Worm&Co wordt de gemodificeerde Dorsman methode gebruikt. Dit onderzoek is kwalitatief, dat wil zeggen: heeft het paard de infectie wel of niet. Omdat leverbot infecties vrijwel altijd worden gezien bij paarden met maagdarmwormen, combineren wij het onderzoek op leverbot altijd met een normaal onderzoek op maagdarmwormen met de McMastermethode.
Behandeling
In Nederland zijn geen middelen geregistreerd voor paarden om leverbot te bestrijden. Er zijn echter goede ervaringen opgedaan met triclabendazole. Door het veelvuldig gebruik van triclabendazole bij schapen zijn veel leverbotten resistent tegen dit middel.
Longworm
Levenscyclus
Volwassen vrouwelijke wormen in de longen van een ezel leggen eitjes, waar larfjes uitkomen die worden opgehoest, doorgeslikt en met de mest uitgescheiden op het weiland. Na enkele dagen worden de larfjes infectieus voor de gastheer. De larfjes sterven af door droogte en/of koude. Hoe meer larfjes worden opgenomen door een paard des te meer klachten het paard ontwikkeld. Eenmaal geïnfecteerd ontwikkelen paarden snel immuniteit tegen volgende infecties. Paarden kunnen wel latent geïnfecteerd zijn waarbij continue zeer kleine aantallen larfjes met hun mest worden uitgescheiden. Bij paarden die voor meer dan een jaar niet worden blootgesteld aan infectie, verdwijnt de immuniteit en de dieren zijn weer volkomen gevoelig.
Symptomen
De klinische symptomen van een longworminfectie kunnen variëren van regelmatig hoesten met een licht verhoogde ademhaling tot dieren die verstikken door een ophoping van larven en slijm in de luchtwegen.
Diagnose
Op grond van klinische symptomen, de voorgaande beweiding en het vinden van larfjes in de mest kan de diagnose worden gesteld. Helaas zijn bij paarden larfjes niet altijd zichtbaar in de mest. Bij ezels daarentegen worden bij een infectie vrijwel altijd larfjes aangetroffen in de mest. De mest wordt onderzocht met de Baermann methode waarbij larfjes worden geïsoleerd uit de mest.
Behandeling
De behandeling van longworm is niet erg lastig. Zowel producten met ivermectine of moxidectine zijn effectief. Het is wel van belang dat dieren op stal worden gezet om verdere besmetting te voorkomen. Als dieren veel hoesten, koorts hebben of benauwd zijn is het zaak de dierenarts erbij te roepen. Infecties bij paarden zijn in principe te voorkomen door paarden niet samen met ezels te laten grazen.
Net zoals je de hoefsmid de hoeven van je paard laat verzorgen en de paardentandarts de tanden laat controleren, zo werkt het ook met mestonderzoek. Laat kundige mensen jouw mestonderzoek uitvoeren zodat je zeker weet dat de uitslag klopt. Daarnaast is het belangrijk dat er bij een wormbesmetting een wormbestrijdingsadvies wordt gegeven dat past bij de situatie.
Worm&Co is hét bedrijf dat gespecialiseerd is in mestonderzoek bij paarden. Bij ons staat de gezondheid van uw paard hoog in het vaandel. Daarom vinden alle mestonderzoeken plaats in het enige veterinair parasitologisch laboratorium van
Nederland. Worm&Co biedt niet alleen mestonderzoek maar wij doen meer! Onder andere Anky van Grunsven en Wout-Jan van der Schans maken gebruik van de kundige dienstverlening van Worm&Co.
Waarom Worm&Co
Worm&Co is exclusief partner van de FNRS en bovendien winnaar “Horses product van het jaar”. We garanderen een hoge kwaliteit van het mestonderzoek dat door kundige mensen wordt uitgevoerd. Daarnaast wordt het mestonderzoek uitgevoerd in het enige veterinair parasitologisch laboratorium van Nederland. Worm&Co staat het gehele jaar voor je klaar en biedt ondersteuning van A tot Z.
Worm&CO werkt met een online transparant en uniek digitaal dossier. Je bouwt een digitaal dossier voor je paard op. In dit dossier kun je altijd terugkijken wanneer je mestonderzoek hebt laten uitvoeren, de uitslag bekijken en uitdraaien en je wormbestrijdingsplan terug lezen.
uitslag inclusief passend wormbestrijdingsplan in je mailbox. Je ontvangt een reminder wanneer je paard, pony en ezel weer toe is aan een mestonderzoek. Zo vergeet je nooit een mestonderzoek en bouw je een inzichtelijk dossier op wat je veel informatie geeft over de gevoeligheid voor eventuele wormbesmetting, resistentie en besmettingsgraad.
Mocht je nog vragen hebben, kijk dan voor contactgegevens en verdere informatie op de website:www.wormenco.nl
Mocht uit het mestonderzoek blijken dat je paard is besmet dan kunnen wij ook zorg dragen voor een passend wormmiddel. Zo weet je altijd zeker dat jouw paard de beste zorg krijgt.