Ik kom dit regelmatig tegen, vooral bij paarden die van nature wat minder looplust hebben. Het corrigeren hiervan begint met het correct meelopen aan de hand. Je hebt paarden die leider willen zijn of paarden die geleid willen worden. Die laatste groep moet je vaker aanmoedigen. Ik zie vaak al van een afstand dat ze er weinig zin in hebben, hun lichaam niet aanspannen. Ze kuieren maar zo’n beetje voort. Maar dat moet je niet toelaten. Anders geef je aan dat je het wel best vindt. Als je paard respect voor je heeft kun je zijn aandacht beter vasthouden. Respect is natuurlijk wel wat anders dan bang voor je zijn. Dit respect afdingen heeft veel met je lichaamshouding te maken. Wees duidelijk tegen je paard. Tik hem achter je rug eens aan met je zweep als hij zo lui is. Zorg dat hij daarop reageert. Wees consequent. Schiet hij naar voren, houd hem dan niet meteen tegen, maar ga mee. Je wilt immers naar voren. Enig atletisch vermogen bij de ruiter is dus wel noodzakelijk. Kalmeer hem weer door jezelf groot te maken en rustig ‘ho-ho’ te zeggen. Niet aan het bit gaan hangen. Ditzelfde respect voor jouw hulpen moet hij onder het zadel krijgen. Het lopen aan de hand is een voorbode. Als dat niet goed gaat, weet ik al dat het longeren en het rijden ook niet lukt. Tijdens het longeren zie je vaak dat mensen bij zulke paarden voortdurend met de zweep zwaaien. De hand met de zweep is gespannen. Maar het heeft geen zin om ze op te jagen. Ga correct staan, met jouw binnenbeen als spilbeen. Houd constant verbinding met de mond alsof de longe een teugel is. En als je een hulp met de zweep geeft, moet het paard daar meteen op reageren. Enige handigheid met de zweep is daar wel voor nodig, zodat je hem eventueel achter licht kunt raken.
Het is belangrijk om lusteloze paarden meer alert te maken. Daarvoor gebruik ik graag balkjes en cavaletti. Of laat de volte sluiten als ze dat niet verwachten. Soms laat ik zo’n paard ook weleens na een paar rondjes al aangalopperen. Maar dat hangt er wel vanaf of ze uit het land komen of een hele tijd op de trailer of op stal hebben gestaan.
2.Mijn paard reageert niet op mijn ophoudingen
Bij paarden die aan de hand de hele tijd doordrammen en vooruit proberen te lopen, doe ik de longeerlijn een slag om de binnenste bitring, waarna ik hem aan de buitenste vasthaakt. Ik maak mezelf groot als het paard wegloopt en houdt hem kort tegen. Als je de longe onder de kin van het paard iets aantrekt, wordt je ophouding gelijk verdeeld over de beide bitringen. Dit begint al op stal en aan de hand. Wees rustig, maar duidelijk.
Zowel bij paarden die niet voorwaarts zijn, als paarden die teveel drammen, is het zaak ze beter aan de hulpen te brengen. Tijdens het longeren zie je vaak dat ze aan de overkant van de ingang van de cirkel naar binnen vallen. Als ze daardoor los komen van de longe, is de verbinding met de mond verbroken. Laat je longehand zakken of beweeg hem zelfs naar achteren, zodat het contact in stand blijft. Beweeg je zweephand richting van het binnen voorbeen. Maak jezelf groot. Streef ernaar dat je paard op de gehele cirkel dezelfde druk in de hand geeft. Pas dan is je paard op jou gericht.
Loperige paarden krijgen alleen maar meer vluchtneigingen als ze worden tegengehouden. Meer druk op de longeerlijn is dus niet de manier om ze te laten reageren op een ophouding. Scherpere bitten of kleine voltes ook niet. Ontspan je schouders en houdt hem tegen door een korte ophouding. Loperige paarden zet ik snel bij, maar niet te kort. En laat je paard in het begin even in de houding lopen die ze zelf wil aannemen.
Als een paard in galop eigenzinnig doorgaat, terwijl je eigenlijk terug naar draf wilt, zou ik hem juist nog een paar rondjes extra in galop te laten maken. Ga langer door dan het paard zelf wil. Niet jagen, maar wel om impuls vragen. Tot je merkt dat jij de controle weer hebt. Als je dan je zweep laat zakken en ‘ho-ho’ zegt, draaft hij zo.
3.Mijn paard loopt te veel op de voorhand
Paarden die meer bergopwaarts zouden moeten bewegen, zou ik vooral niet te laag bijzetten. Ook hierbij kunnen balkjes helpen. Haanstra: “Als een paard in de hals te veel oprolt, kan één balk al wonderen doen. Dan moet hij namelijk wel kijken en dus zijn hals uitleggen. Maar wil je meer achterhand- en rug gebruik, dan leg ik één balk op de grond met nog drie cavaletti erachter. Blijf zelf stabiel in het centrum van de cirkel staan en probeer het paard in horizontaal evenwicht te laten lopen.
Een cirkel afzetten is voor het werk met zulke paarden wel prettig. Zo niet, dan is de kans groot dat hij naar buiten probeert te trekken. Als je de lijn één slag om de binnen bitring en aan de buitenste vast hebt, word je even kort sterk, zodat het paard zelf voelt dat hij niet moet trekken. Bij jonge paarden doe ik liever een slag om de neusriem, zodat er geen druk op het bit komt.
4.Mijn paard pakt op één kant erg vast
Paarden die op één kant erg vastpakken hebben eigenlijk een ander probleem: ze laten de andere kant los. Oftewel, ze lopen scheef. Ik probeer dan de stijve kant soepeler te maken door de longe via de binnenste bitring aan de singel vast te maken. En dan met een fatsoenlijke hand om stelling vragen, niet met geweld de kop opzij trekken. Wie een touwtje gebruikt als bijzet kan dat aan de stijf gehouden kant van het paard met twee slagen vastmaken om de sleutel (dat is de ring bovenop de singel), zodat het paard inbuigt. “Ga vervolgens longeren, waarbij je het paard tussen de hand en de zweep lekker voorwaarts laat lopen. Gebruik geen balken, dat leidt te veel af. Als ze op de juiste manier vanuit het achterbeen over de rug gaan, hebben ze geen moeite met stelling en buiging. Als het paard nageeft, zie je dat de bewegingen harmonieuzer worden. De oorzaak zit in het achterbeen. Een paard dat links erg vastpakt, zet zijn linker achterbeen onder het lichaam, terwijl hij rechtsachter minder gebruikt. Dat is het zwakke been. Je probeert dit in de training te verbeteren door bijvoorbeeld schouder binnenwaarts rechts te rijden, waarbij het rechterachterbeen wel moet onder treden.
Het is ook verstandig om je zadel regelmatig te laten controleren en regelmatig zit les te nemen. Als de ruiter zelf scheef zit, kan het paard natuurlijk nooit recht worden. Als het paard links vastpakt, stel ik de bijzet zo af, dat hij op de rechterhand enigszins naar buiten gesteld loopt. Het paard zal dan de stijve kant eerde rloslaten en wanneer je daarna van hand verandert, zal het ook buigzamer zijn en losheid behouden.
5.Mijn paard wil niet achterwaarts
Achterwaarts lijkt misschien niet direct iets om aan de longe te verbeteren, maar toch is dat een uitstekende manier. Ik begin er op stal al mee. “Ga voor je paard staan, richt je op, zet lichte spanning op beide bitringen en zeg duidelijk ‘terug’. Doet hij het een heel klein beetje, dan gelijk de druk weg en belonen. Wees blij met één stapje. Als je niet meteen beloont, snapt je paard het niet meer. Hij wil het graag goed doen. Als je geduldig door oefent, worden het vanzelf meer passen.
Tijdens het longeren leg ik vaak een balk in de hoek, evenwijdig aan de hoefslag, naar de omheining toe. Ik longeer ook jonge paarden na een paar keer al met dubbele longe. Ga erachter staan, laat ze die hoek in lopen, zodat ze tussen de balk en de omheining staan omgesloten, klik met je tong maar sta in je hand niet toe en zeg ‘terug’. Soms moet even iemand helpen door ervoor te staan of met een hand op de borst te tikken, zodat ze het begrijpen. Maar maak ze er niet bang voor. Dus ga nooit slaan, wordt niet boos. Gewoon rustig aan de hand door oefenen als het niet gaat. Als ze het aan de hand en de longe goed kunnen, zet je de ruiter erop en doe je hetzelfde. De ruiter moet dan wel een beetje in verlichte zit gaan, om de rug te ontlasten. Begin er zo vroeg mogelijk mee met een jong paard. Als ze weten wat de bedoeling is, is dat ook handig als ze achteruit de trailer uit moeten.
Bij longeren met de dubbele longe sta ik achter het paard en zeg: ‘terug’. Daarop ontwikkelt het paard actie, maar ik sta met mijn hand niet toe. Met een gelijke halve ophouding in beide handen treedt het paard terug en komt ‘bij elkaar’.